De rol van werkgevers in publiek-private samenwerking
Kennis over pps #Samenwerken #Mkb #Artikel
Publiek-private samenwerking komt in verschillende soorten en maten. En in verschillende verschijningsvormen, afhankelijk van wat de partners – onderwijs en bedrijfsleven - ermee willen. Voorop moet gesteld dat veel van deze nieuwe initiatieven door de overheid zijn gestimuleerd met geld. De rol van het onderwijs in de oprichting van pps’en is (mede) daarom in de eerste fasen van ontwikkeling dominant. Bedrijven zijn veel op de “werkvloer”- in projecten - betrokken, maar vaak – en in eerste instantie - relatief beperkt in de “bestuurskamer”, in de aansturing van de samenwerking. Op het eerste gezicht een gemiste kans, omdat ze juist daar invloed kunnen uitoefenen op de richting en inhoud van het onderwijs. Maar de rol en invloed van de private partners is wel groeiende, naarmate ook de meerwaarde van de samenwerking concreter tot uiting komt. We zien in praktijk vier verschillende “rollen” van bedrijven terug, die samenhangen met (1) dat wat het bedrijf überhaupt wil met de samenwerking en (2) de volwassenheid van een pps.
Het bedrijfsleven als ‘adviseur’
Het bedrijfsleven heeft vaak deze rol in pps’en met een focus op vernieuwen van het onderwijs. Qua rol gaat het om kennis van technologie (techniek en arbeidsdeling). Het bedrijfsleven geeft aan hoe de inhoudelijke ontwikkeling van het onderwijs het best vormgegeven kan worden. In veel gevallen geldt dat het bedrijfsleven een grote technologische voorsprong heeft op het onderwijs. Het gaat niet alleen om bedrijfsspecifieke technologie maar ook generieke: bijvoorbeeld procestechniek en mechatronica. Door het meedraaien en input geven aan ontwikkelteams wordt kennis overgedragen en vertaald in curricula en lesstof. Een stapje verder gaat het als gastlessen worden verzorgd evenals het organiseren van docentenstages. Op strategisch niveau adviseert het bedrijfsleven over de koers van de opleiding en de samenwerking met het bedrijfsleven. Een valkuil bij deze rolverdeling is vrijblijvendheid: als een van de partijen er genoeg van heeft of als de aandacht verslapt, is er geen haan die ernaar kraait!
Een voorbeeld is hiervan is het CoE HTSM: CoE HTSM is gepositioneerd binnen de onderwijsorganisatie en heeft van daaruit een sterke focus op de kernactiviteiten van de hogeschool. Het CoE is echter ook een instrument om de externe oriëntatie van de hogeschool te vergroten.
Risico’s: Vrijblijvendheid.
Het bedrijfsleven als ‘mede-eigenaar’
Het bedrijfsleven heeft vaak deze rol in pps’en die zich richten op het faciliteren van onderwijsvernieuwing en praktijkgericht onderzoek, vaak door ontwikkeling en inzet van een contextrijke infrastructuur. Bedrijfsleven en onderwijs zijn hierin gezamenlijk eigenaar van faciliteiten die nodig zijn voor de technologie en voor het opleiden. Partijen geven samen vorm aan onderwijs op maat. Als het daarbij blijft is het een smalle invulling van de publiek-private samenwerking. Het eigenaarschap zou zich moeten uitstrekken tot alle aspecten van een goede aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt. Met andere woorden: het zou ook moeten gaan over wat bij de rolinvulling, zoals genoemd onder “adviseur”. Ook die rolopvatting behoort hier toe aan de pps. Het eigenaarschap is evenwel meer vanzelfsprekend dan bij de “adviseur”.
Een voorbeeld is CoE Energy: CoE Energy is als netwerkorganisatie onderdeel van de Hanzehogeschool en dient als paraplu voor alle energieactiviteiten van de hogeschool. De verknoping van het CoE met faciliteit EnTranCe en Energy Academy Europe (EAE) zorgt voor een goede verbinding tussen onderwijs, onderzoek en ondernemerschap.
Risico's: Belangenconflict, omdat existentiële belangen van onderwijs en bedrijfsleven niet altijd parallel lopen is er een risico dat er conflicten ontstaan die de samenwerking bemoeilijken. Belangen zullen in de tijd verschuiven en niet altijd in de zelfde richting.
Het bedrijfsleven als ‘partner’
Bedrijven hebben vaak deze rol in pps’en met een focus op innovatieve diensten voor bedrijven. Over het algemeen zal de samenwerking geconcretiseerd worden door projecten waar onderwijs en bedrijfsleven gelijkwaardige partners zijn. Het gaat hier om de rol van gezamenlijk deelnemen in projecten van wederzijds belang. De projecten zijn afgesproken voor een bepaald periode en hebben tot doel de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt te verbeteren. De grote vraag is: wat gebeurt er als de projecten zijn afgerond? als de samenwerking geen strategische verankering heeft dan is het risico groot dat daarmee de samenwerking ook weer stopt! Het eigenaarschap van de projecten is helder, maar van het meer overkoepelende vraagstuk niet vanzelfsprekend! Een valkuil is hier de continuïteit van de samenwerking na afloop van het investeringsprogramma.
Een voorbeeld hiervan is het CIV Water: Vitens en Wetterskip Fryslân hebben vanaf de start veel bijgedragen aan de opbouw van het CIV, onder andere door het beschikbaar stellen van een projectleider. Het eigenaarschap wordt gevoeld door de twee hele grote partners, Vitens en Wetterskip. Door het leveren van interne uren van een medewerker acteren zij in deze vorm als partner binnen het CIV.
Een ander voorbeeld is CoE Biobased Economy, met een sterke focus op praktijkgericht onderzoek en valorisatie.
Risico’s: Wat te doen als projecten zijn afgelopen?
Het bedrijfsleven als ‘klant’
Tot slot hebben bedrijven vaak de rol van klant in pps’en die als instrument voor innovatieve producten en diensten, waaruit in sommige gevallen ook startups kunnen ontstaan. De pps opereert op een markt en doet dat aangestuurd en onder verantwoordelijkheid van het samenwerkingsverband van onderwijs en bedrijfsleven. Het gaat hier om strategische inkoop van producten of diensten. De voornaamste interactie van de pps met het bedrijfsleven is met de klanten uit de markt. Markten ontwikkelen zich en het spreekt niet vanzelf dat de founding partners de markt (volledig) blijven representeren. Ook is vanwege de gerichtheid op dienstverlening het niet vanzelfsprekend dat het thema ‘aansluiting onderwijsarbeidsmarkt’ dominant op de beleidsagenda staat of blijft staan. Dat moet ook duidelijk worden geborgd! Een valkuil hierbij is vervreemding: omdat de pps een aparte entiteit is kan het door de eigenaars als niet volledig eigen worden beschouwd, en dat werkt een gerichtheid op de strategische onderwerpen waar de pps voor is ingericht niet per se in de hand.
Een voorbeeld is CoE Healthy Ageing: CoE Healthy Ageing is een toekomstbestendig netwerk waarin partijen samenwerken aan praktijkgerichte innovaties in zorg en welzijn. Een belangrijke succesfactor zijn de 25 innovatiewerkplaatsen (IWP’s) rondom vraagstukken uit de praktijk. CoE HA heeft vijf samenhangende hoofdfuncties die via de IWP’s worden uitgevoerd/ gerealiseerd: praktijkgericht onderzoek, innovatie, onderwijsontwikkeling, business development en informatievoorziening/communicatie.
Risico’s: Belang (als van strategisch belang kwetsbare relatie en zo niet dan ook)