Wij maken op onze website gebruik van cookies. Wij gebruiken cookies voor het bijhouden van statistieken (de cookies van Google Analytics zijn volledig geanonimiseerd) om voorkeuren op te slaan, maar ook voor marketingdoeleinden. Als je akkoord gaat met ons gebruik van cookies, klik dan op 'Cookies toestaan'. Lees hier onze cookieverklaring.

Cookies toestaan Weigeren

Drie lessen die ik leerde over PPS’en

25-03-2019

Overheid #Blog

Begin februari ging ik mee op studiereis, om te kijken bij verschillende publiek-private samenwerkingen (pps). De 3D-printers, programmeerscholen, worstensnijmachines en techtalks vlogen me om de oren. Maar we hebben het ook veel gehad over wat een pps doet slagen. En uit die gesprekken heb ik drie lessen gefilterd, die ik graag met je deel.

Marjolein Berends

Les 1: De fysieke plek vormt het hart

Ten eerste is het cruciaal dat er een fysieke plek is waar alle partijen samenkomen. Dat leerde ik onder andere in het World Horti Center (WHC), een samenwerking tussen Lentiz onderwijsgroep, ROC Albeda en ROC Mondriaan. Deze onderwijsinstellingen hebben de krachten gebundeld met het lokale bedrijfsleven. Daardoor kunnen studenten de bedrijven constant opzoeken: met stages, werkbezoeken maar ook simpelweg even langsgaan om een vraag te stellen. Het gevolg? Een grote aanwas van studenten.

Bij Codam, de Amsterdam Coding University, pakken ze het helemaal rigoureus aan: studenten kunnen alléén op de campus hun werk doen. En dat doen ze ook – zo’n 50 tot 60 uur in de week. “We sturen ze wel af en toe naar huis om te douchen,” vertrouwde één van de personeelsleden ons toe. Het feit dat studenten daar zoveel zijn, heeft veel te maken met hun onderwijsconcept. Hun locatie – een fantastisch mooi gebouw waar iedereen bij elkaar zit – is het hart van de school. Daar gebeurt het, en nergens anders.

En zo was het ook bij alle andere pps’en. Van laboratoria tot werkplaatsen: elke pps heeft een fysieke plek die het hart is van waar het allemaal gebeurt. Practor Tom Hoogendoorn van Nova College zei daarover bij de 3D Makers Zone in Haarlem: “"Je hebt andere dingen nodig. Meer creatieve ruimtes, want een klaslokaal werkt niet echt lekker meer.” Of, zoals ze het bij het High Tech Centre Delft mooi samenvatten: “Het belangrijkste is een plek waar je kan klooien.”


Les 2: De opzet van het onderwijs past niet altijd bij de vraag van bedrijven

De meeste scholen werken met roosters en blokken. Dat maakt het lastig voor bedrijven om aan te sluiten. Als een bedrijf bijvoorbeeld in april een opdracht heeft voor een student, dan is de reactie van een school meestal: “Leuk, in september zijn jullie de eerste!”.

Ook voor de studenten zelf is het soms lastig. Zo hadden twee studenten van High Tech Centre Delft meegewerkt aan het prototype van een nieuwe snijmachine voor in een fabriek. Toen het prototype de testfase inging, wilden de studenten daar graag aan meewerken. Maar dat bleek lastig, omdat zij alweer verder moesten met het volgende onderdeel in het curriculum.

Wat zijn hiervoor oplossingen? Voor bedrijven zou het makkelijker zijn als de scholen wat flexibeler waren in de inrichting van het onderwijs, zodat ze op elk willekeurig moment in het jaar zouden kunnen aankloppen. Vraaggestuurd onderwijs, zou dat dan de oplossing zijn? "Je moet als bedrijf nooit een tijdkritisch project doen met studenten. Je moet met studenten een project doen waarvan je zegt: dat is leuk om uit te zoeken,” vindt een docent van het Fontys Centre of Expertise. En misschien is dat wel waar: een project dat niet kritisch is, kan misschien best wel even wachten tot het nieuwe blok begint.


Les 3: Het succes hangt af van individuen

“Dan heb je net een band opgebouwd met iemand, plannen bedacht en dan is er een wisseling van de wacht. Dan kan je dus weer opnieuw beginnen,” verzuchtte een projectleider van een pps. Die opmerking kreeg veel bijval: het succes van een pps hangt vaak van de individuen in de verschillende organisaties. Een plan gaat vaak pas leven als men het erover heeft en als mensen enthousiast zijn. Als er dan een belangrijke speler weggaat of een andere rol krijgt, dan vertraagt dat het proces enorm.

Het High Tech Centre in Delft was het daar ook mee eens: “Samenwerking wordt je gegund.” Het is dan ook belangrijk dat mensen daarin een actieve rol oppakken. En bij het World Horti Center waren ze er goed van doordrongen dat er zeker ook een actieve rol voor de school lag. “Het is aan ons om de relatie met het bedrijfsleven goed te houden,” zei men.

Tenslotte: wat ik tijdens de studiereis met Katapult vooral heb gezien, is mensen met enthousiasme voor de samenwerking tussen bedrijfsleven en onderwijs. Want dat was eigenlijk de grootste observatie van iedereen die we gesproken hebben: publiek-private samenwerking is niet altijd makkelijk, maar het werkt wél!

Marjolein Berends,
beleidsmedewerker mbo bij ministerie OCW