Een profiel voor het in kaart brengen van contextrijke infrastructuur
Om tot een goed beeld te komen wat nodig is voor de contextrijke infrastructuur dienen de partners een gezamenlijk beeld te ontwikkelen ten aanzien van de volgende 8 elementen. Deze elementen tezamen vormen een profiel voor de contextrijke infrastructuur. Een infrastructuur is dynamisch en verandert over de tijd. Het is daarom verstandig om zowel een profiel op te stellen voor de korte als voor de lange termijn en regelmatig met de partners te kijken of de contextrijke omgeving nog steeds voldoet of aangepast moet worden aan de nieuwe inzichten en ontwikkelingen in de markt.
1. Scope
Wie gaat er allemaal gebruikmaken van de contextrijke infrastructuur en vanuit welke behoefte? Welke onderwijsinstellingen gaan er gebruik van maken (po/vo/mbo/hbo/wo)? Welke bedrijven doen mee en in welke rol (zowel als klant als leverancier)? Kortom: wie zullen de gebruikers zijn?
2. (De)centraal
Voor welke uitvoeringsvorm zal worden gekozen: een centrale locatie, een gedistribueerde vorm waarbij gebruikgemaakt wordt van de bestaande infrastructuur van de partners of een combinaties daarvan (centrale hub met satellieten)?
3. Digitaal
Welke digitale infrastructuur nodig is, is afhankelijk van welke activiteiten digitaal ondernomen zullen worden. Ook hier is de vraag aan de orde wat centraal en wat decentraal nodig is (bv welke data/informatie dient te worden gedeeld?). Het inrichten van een gezamenlijke bibliotheek/kenniscentrum vraagt ook om mensen die verantwoordelijk zijn voor het bewaken van de kwaliteit en het beheer van de data en die de functie vervullen van een moderator zodat de informatie relevant blijft.
4. Middelen
Hoe ga je de contextrijke infrastructuur financieren (niet alleen de opstart maar ook voor beheer, facility-, project-, programma- en community management)? Wat is er aan cash nodig en wat kan in-kind ingebracht worden? Het is voor het mkb vaak heel lastig om een cash inbreng te doen, tenzij het gaat om het afnemen van concrete diensten (bv shared services of een training voor de medewerkers). Maak ook duidelijk onderscheid in de kosten die gemaakt moeten worden voor elk van de verschillende fasen.
5. Focus
Waar zal de contextrijke infrastructuur voor worden gebruikt? Alleen voor het onderwijs of ook voor onderzoek en innovatie? Zullen de mkb-ers het gaat inzetten als demonstratiecentrum, beursvloer (ontvangst klanten), opleidingslocatie voor klanten en innovatiewerkplaats voor eigen projecten?
6. Eigendom
Wie is de eigenaar (de school, de pps, bedrijven of een derde partij)? Voor welke juridische structuur kies je?
7. Geografie
Waar zullen de fysieke locaties zich bevinden: bij onderwijsinstellingen, bij bedrijven en/of een nieuwe locatie in de regio? is het werkgebied alleen de regio of ook daar buiten?
8. Mensen
Hoeveel mensen heb ik nodig; (initieel en op langere termijn) voor beheer, facility-, project-, programma- en community management? Zijn dit nieuwe mensen die aangenomen dienen te worden of zullen deze mensen in-kind door de partners worden ingebracht? Hoe bouw je flexibiliteit in zodat je mee kan bewegen met de (veranderende) vragen? Vaak worden ook studenten ingezet om een deel van deze activiteiten uit te voeren.